Spring naar inhoud

Buitengerechtelijke incassokosten; hoe zit het ook alweer?

Indien een debiteur niet op tijd betaalt, dan mag de schuldeiser kosten berekenen voor het innen van de vordering. Deze kosten worden de buitengerechtelijke incassokosten genoemd. Voor wat betreft de hoogte van die kosten en de gerechtigdheid daartoe maakt het verschil of de debiteur consument is of niet.

B2B

Wanneer sprake is van een business to business relatie gelden voor wat betreft de hoogte van buitengerechtelijke incassokosten in beginsel de daarover tussen partijen gemaakte afspraken. Vaak volgen die afspraken uit algemene voorwaarden die op de overeenkomst van toepassing zijn. Die afspraken zijn echter niet heilig, in die zin dat een rechter daarvan mag afwijken als hij de afgesproken buitengerechtelijke incassokosten onredelijk hoog vindt. De rechter heeft die bevoegdheid ook als de debiteur daar geen beroep op doet. Indien de rechter afwijkt, geldt als ondergrens het incassotarief in consumentenzaken.

Consument

In consumentenzaken geldt een wettelijk vastgestelde staffel voor buitengerechtelijke incassokosten. Deze worden als volgt berekend:

  1. 15% van het bedrag van de hoofdsom van de vordering over de eerste € 2500 van de vordering met een minimum van € 40;
  2. 10% van het bedrag van de hoofdsom van de vordering over de volgende € 2500 van de vordering;
  3. 5% van het bedrag van de hoofdsom van de vordering over de volgende € 5000 van de vordering;
  4. 1% van het bedrag van de hoofdsom van de vordering over de volgende € 190.000 van de vordering;
  5. 0,5% over het meerdere van de hoofdsom met een maximum van € 6775.

Als er hogere kosten zijn gemaakt en die hogere kosten kunnen worden aangetoond, bijvoorbeeld aan de hand van een specificatie, dan kan de rechter deze hogere kosten aan de consument in rekening brengen.

In een business to consumer relatie geldt naast deze maximering van hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten nog een vereiste voor het kunnen vorderen van buitengerechtelijke incassokosten, namelijk de ‘veertiendagenbrief’. Wat houdt dat in?

Veertiendagenbrief

De wet schrijft voor dat buitengerechtelijke incassokosten door een consument pas verschuldigd zijn:

  • nadat hij door de schuldeiser schriftelijk is aangemaand én
  • betaling binnen veertien dagen na aanmaning is uitgebleven én
  • de schuldeiser in die aanmaning heeft gewezen op de gevolgen van het uitblijven van betaling, waaronder het verschuldigd worden van de buitengerechtelijke incassokosten, die bovendien al in de aanmaningsbrief moeten worden gespecificeerd.

Onlangs heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de veertiendagenbrief. Daarbij heeft de Hoge Raad duidelijk gemaakt (i) wanneer de veertiendagentermijn aanvangt, (ii) hoe de termijn in de aanmaningsbrief moet worden geformuleerd en (iii) wat de gevolgen zijn indien de termijn op een juiste wijze wordt vermeld.

Aanvang termijn
De wettelijke bepaling luidt aldus dat de veertiendagentermijn aanvangt ‘de dag na aanmaning’. Betekent dit nu de dag van verzending of de dag van ontvangst?

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een aanmaning pas haar werking heeft als deze de schuldenaar heeft bereikt. Met betrekking tot een schriftelijke verklaring geldt dat deze de schuldenaar heeft bereikt zodra de schuldenaar deze heeft ontvangen. De veertiendagentermijn vangt dan ook pas aan de dag nadat de aanmaning door de schuldenaar is ontvangen. Volgens de Hoge Raad strookt dat met de bedoeling van de wetgever om de consument-schuldenaar in ieder geval de volle veertien dagen de gelegenheid te bieden het verschuldigde bedrag te betalen zonder dat incassokosten verschuldigd worden.

Formulering termijn in brief
Omdat voorafgaand aan het verzenden van een brief niet duidelijk is wanneer de debiteur de brief ontvangt, is van belang dat de termijn zorgvuldig wordt geformuleerd wil deze werking hebben.

De Hoge Raad is streng voor wat betreft de geldigheid van de aangezegde termijn. Indien wel de betalingstermijn van veertien dagen is vermeld maar een te vroege dag van aanvang of van einde van die termijn is aangewezen, dan wel over de termijn verwarrende of misleidende informatie wordt gegeven, voldoet de brief niet aan de wettelijke vereisten. Vermeldingen als ‘betaling binnen veertien dagen na heden’ of ‘betaling binnen veertien dagen na verzending’ voldoen daarom niet. Dergelijke aanzeggingen zijn namelijk in strijd met de mogelijkheid die de consument-schuldenaar op grond van de wet dient te hebben om gedurende veertien dagen na ontvangst van de aanmaning het verschuldigde bedrag te kunnen betalen zonder buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn.

Gevolg onjuiste termijn
Het gevolg van het opnemen van een onjuiste termijn in de aanmaningsbrief is dat de schuldeiser geen recht heeft op buitengerechtelijke incassokosten.

Hoe wel?

De Hoge Raad heeft expliciet aangegeven dat de formulering dat incassokosten verschuldigd worden bij gebreke van betaling ‘binnen veertien dagen vanaf de dag nadat deze brief bij u is bezorgd’ of ‘binnen vijftien dagen nadat deze brief bij u is bezorgd’ wel voldoet aan de wettelijke eisen.

Met andere woorden: knoop in uw aanmaningsbrief, zeker wanneer dit een brief is aan een consument-schuldenaar, bij het stellen van een betalingstermijn aan bij het moment van ontvangst van de brief en niet bij het moment van opstellen of versturen van de brief. Dit voorkomt dat buitengerechtelijke incassokosten als gevolg van een ongewilde verschrijving niet verschuldigd zijn. Dit geldt temeer nu een onjuiste termijn niet kan worden gerepareerd door bijvoorbeeld de één of twee dagen die misten alsnog aan de schuldenaar cadeau te doen. De aangezegde termijn dient in één keer volledig goed te zijn. Indien een te korte termijn is gegund zal een nieuwe aanmaning met een juiste termijn moeten worden verzonden alvorens buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn.