Spring naar inhoud

Windturbines en planschade

Ondanks lokaal verzet en veel procedures verrijzen in Nederland steeds meer windturbines op land. Dat moet ook wel als we onze duurzaamheidsdoelstellingen uit het Energie-akkoord en het Verdrag van Parijs willen halen. Bezien vanuit het algemeen belang valt er dus wel wat te zeggen voor het plaatsen van windturbines. Windturbines kunnen echter negatieve gevolgen hebben voor de waarde van onroerend goed – vooral woningen – in de omgeving. Denk bijvoorbeeld aan gewijzigd uitzicht, slagschaduw en geluidshinder. Omwonenden kunnen daarvoor een planschadeclaim indienen bij de gemeente. Veel uitspraken over planschade en windturbines zijn er echter nog niet. Maar in de Raad van State-uitspraak van 28 juni 2017 over planschade door de bouw van drie windturbines in Heerhugowaard (masthoogte van 80 meter) komen veel planschade-elementen aan de orde, toegespitst op windturbines. Omwonenden – op een afstand van 320 tot 800 meter – vroegen en kregen planschade (€ 7.650 en € 13.250), maar vonden dat niet genoeg.

Voorzienbaar?

De Raad van State onderzoekt of de windturbines ten tijde van de aankoop van de woningen voorzienbaar waren. Als een planologische ontwikkeling voorzienbaar is, heeft men namelijk geen recht op planschade. In dit geval was er geen voorzienbaarheid. Toen de woningen werden gekocht (in 1965 en 2002) was er over windturbines op deze plek nog niets bekend.

Wel verhoogd maatschappelijk risico

Ondanks die onvoorzienbaarheid, meent de Raad van State dat realisatie van windturbines wel een normale maatschappelijke ontwikkeling is. Oprichting van windturbines ligt volgens de Raad van State in de lijn der verwachting. Dat betekent dat er een verhoogd normaal maatschappelijk risico geldt; in dit geval een “eigen risico” van 3% van de waarde van de woning (in plaats van de wettelijke 2%).

Afzonderlijke schadeaspecten benoemen. Geen 'lump sum'

De uitspraak maakt verder duidelijk dat de planschadetaxateur inzichtelijk moet maken welke invloed zicht-, schaduw- en geluidhinder hebben op de getaxeerde schadebedragen. Het taxeren van één schadebedrag, zonder deze afzonderlijke schade-aspecten te benoemen, volstaat niet.

WOZ en planschade

Tot slot gaat de Raad van State in op het verschil in WOZ-waarde en de voor de planschade getaxeerde waarde. De Raad van State legt nog eens uit dat de WOZ-waardebepaling plaatsvindt op een geheel andere wijze – en vaak naar een andere peildatum – dan de planschadetaxatie. Bij planschade wordt gekeken naar een maximale invulling van het planologisch regime. Een (veel) lagere WOZ-waarde hoeft dus niet te leiden tot eenzelfde planschade. Als echter de waardedaling voor de planschade en de waardedaling voor de WOZ-waarde te ver uiteenlopen en de peildata voor de verschillende waardebepalingen voldoende dicht bij elkaar liggen, rust op B&W in de planschadezaak een verzwaarde motiveringsplicht.