Spring naar inhoud

Staatssteun in de zorg

Staatssteun in de zorg komt meer voor dan u denkt. Het meest bekende voorbeeld is natuurlijk de steun die ook zorgondernemingen in het kader van de Corona-crisis hebben ontvangen. Omdat in principe iedereen daar aanspraak op kon maken, heeft dit de mededinging (in de meeste gevallen) echter niet direct verstoord en was deze steun toegestaan.  

Er wordt echter veel meer gesubsidieerd in de zorg. Naast de steun die de Nederlandse Zorgautoriteit bijvoorbeeld kan verlenen als zij meent dat de continuïteit van de zorg in gevaar komt, verstrekt de overheid ook subsidies om personeel op te leiden om ze voor de zorg te interesseren of ze daarvoor te behouden, worden subsidies verstrekt om bepaalde ontwikkelingen in de zorg te stimuleren (zoals verbetering van communicatie) of om medisch onderzoek te doen.

Verboden steun?

Hoewel staatssteun in beginsel verboden is, zijn er vele wegen om steun toch ‘verenigbaar’ te laten zijn. De eerste mogelijkheid is om steun toch geen steun te laten zijn. Soms wordt dit gedaan door aan te tonen dat de steun toch niet voldoet aan één van de vijf criteria om als (verboden) staatssteun aan te merken (of zelfs door de steunregeling zo in te kleden dat wordt bewerkstelligd dat deze niet meer verboden steun oplevert). Zo wordt er soms voor gezorgd dat de steun niet als ‘voordeel’ voor de zorgonderneming geldt maar als voordeel voor de patiënt geldt, die de tegemoetkoming wel weer kan gebruiken om de zorg van de betreffende onderneming af te nemen. 

Ook kan de regeling zo ingekleed worden dat het voordeel niet meer selectief is, omdat in principe iedere zorgonderneming daar gebruik van kan maken. En sommige voordelen kunnen zo specifiek zijn dat de mededinging niet verstoord wordt of de handel tussen de Lidstaten van de EU niet verstoord wordt (een criterium omdat de staatssteunregels ooit geschreven zijn om een Europese markt te creëren die niet mocht worden verstoord doordat overheden van verschillende Lidstaten ondernemingen in hun eigen land een betere positie zouden willen geven dan ‘buitenlandse’ ondernemingen).

Vrijstellingen

Als de steun wel echt als staatssteun kwalificeert, zijn er nog veel vrijstellingen die de steun wellicht toch mogelijk maken. De meest bekende is de de-minimisvrijstelling. Er wordt verondersteld dat € 200.000 steun per drie kalenderjaren de mededinging niet (merkbaar) kan verstoren. Die steun is dus toegestaan. Het kan zelfs zijn dat grotere bedragen de mededinging niet merkbaar kunnen beïnvloeden, maar dat moet dan aannemelijk worden gemaakt, terwijl je tot € 200.000 niets hoeft aan te tonen. Als je veel subsidies voor verschillende activiteiten of projecten ontvangt, zit je daar in een paar jaren al snel aan. 

Als een bepaalde activiteit door de overheid als Dienst van Algemeen Economisch belang (DAEB) wordt aangemerkt, geldt al een de-minimis van € 500.000,-. Ook hier geldt dat zelfs hogere bedragen toegestaan kunnen zijn, maar dan moet de marktconformiteit van de vergoeding die voor de DAEB word betaald, weer worden aangetoond.

Algemene Groepsvrijstellingsverordening

Tot slot is er nog de Algemene Groepsvrijstellingsverordening die verschillende categorieën steun mogelijk maken. Bijvoorbeeld steun voor kwetsbare werknemers, opleidingssteun of steun voor onderzoek.

Staatssteunonderzoek

Vraagstukken op het gebied van staatssteun zijn soms lastig als verschillende subsidies worden ontvangen en niet duidelijk is of en op welke grondslag ze zijn vrijgesteld. Aangezien sommige steunmaatregelen niet mogen cumuleren, moeten alle subsidies in kaart worden gebracht en gekwalificeerd, om vast te stellen hoeveel ruimte er nog is om bepaalde soorten steun te ontvangen. Het kan dus bijvoorbeeld lonen om bepaalde subsidies niet te snel als de-minimissteun te kwalificeren, als er ook andere mogelijkheden zijn, omdat dit de ruimte voor latere subsidies weer beperkt. Ontvangt u dus vaker subsidies of is de kans groot dat in de toekomst vaker subsidies wilt aanvragen, dan kan het dus de moeite waard zijn om goed in kaart brengen op welke wijze de beschikbare ruimte het beste benut kan worden.