Het medisch beroepsgeheim

Om als hulpverlener goede zorg te kunnen verlenen, is het noodzakelijk om toegang te hebben tot persoonlijke en vaak gevoelige informatie over de patiënt. Voor patiënten is het van belang dat zij erop kunnen vertrouwen dat de informatie die zij delen daadwerkelijk vertrouwelijk blijft. Het medisch beroepsgeheim is in het leven geroepen om patiënten te verzekeren dat dit vertrouwen gewaarborgd is. Daarmee blijft de gezondheidszorg voor iedereen toegankelijk.
Zwijgplicht en verschoningsrecht
Het beroepsgeheim bestaat uit twee belangrijke juridische waarborgen: de zwijgplicht en het verschoningsrecht. De zwijgplicht houdt in dat de hulpverlener moet zwijgen over alles wat hij of zij te weten is gekomen over een patiënt tegen anderen dan de patiënt. Een uitzondering geldt voor patiënten jonger dan zestien jaar en voor wilsonbekwame patiënten; in die gevallen mag informatie wel worden gedeeld met hun wettelijke vertegenwoordiger. Het verschoningsrecht biedt hulpverleners bescherming tegen druk van buitenaf om vertrouwelijke informatie te verstrekken. Het stelt hen in staat te weigeren om te getuigen voor de rechter of om vertrouwelijke informatie te verstrekken aan de politie of het openbaar ministerie, als dat zou leiden tot schending van het beroepsgeheim.
De reikwijdte van het beroepsgeheim is groot. Het enkele feit dat iemand zorg ontvangt, valt onder het beroepsgeheim. Bovendien blijft het beroepsgeheim ook na het overlijden van de patiënt van kracht. De reikwijdte wordt treffend geïllustreerd in een zaak waar een mishandelingsslachtoffer de dader meende te herkennen in de wachtruimte van het ziekenhuis. De officier van justitie vorderde daarop de camerabeelden van de wachtruime en alle toegangspaden van het ziekenhuis, met het doel om de dader te identificeren. Het ziekenhuis weigerde de verstrekking van deze beelden, omdat de personen op de beelden mogelijk een (toekomstige) behandelrelatie met het ziekenhuis hadden. De Hoge Raad gaf het ziekenhuis gelijk, het opsporingsbelang woog niet zwaarder dan het beroepsgeheim.
Voor hulpverleners is het essentieel om alert te zijn op het bewaken van hun eigen beroepsgeheim. Instanties zoals de politie of gemeenten vragen soms vertrouwelijke informatie op om hun eigen taken goed te kunnen uitvoeren. Daarbij houden zij geen rekening met de gevolgen van de schending van het beroepsgeheim voor de hulpverlener. Het is daarom belangrijk om als hulpverlener zelf bij elk verzoek om informatie kritisch na te gaan of daarmee het beroepsgeheim wordt doorbroken.
Het beroepsgeheim is een fundamenteel recht, maar is niet absoluut. In bepaalde gevallen mag – of moet – het beroepsgeheim doorbroken worden. Dat mag alleen wanneer daarvoor een grondslag bestaat en de hulpverlener moet in staat zijn de doorbreking zorgvuldig te motiveren. De belangrijkste grondslagen voor doorbreking zijn:
- Toestemming van de patiënt. De toestemming dient expliciet, geïnformeerd en in vrijheid zijn gegeven. In situaties waarin sprake is van afhankelijkheid, zoals bij een aanvraag voor gemeentelijke voorzieningen, kan niet worden aangenomen dat de patiënt in vrijheid toestemming geeft, omdat de patiënt afhankelijk is van de gemeente als beslisser op de aanvraag. In dat geval moet een andere grondslag worden gezocht.
- Veronderstelde toestemming. In bepaalde situaties mag aangenomen worden dat de patiënt toestemming geeft, bijvoorbeeld als hij wordt doorverwezen naar een specialist of in bepaalde noodsituaties waarbij de patiënt niet bij kennis is. Het moet aannemelijk zijn dat de patiënt instemming zou willen gegeven.
- Wettelijke verplichting. Een wettelijke verplichting tot het verstrekken van informatie kan voortvloeien uit specifieke wetgeving. Denk hierbij aan het melden van infectieziekten aan de GGD of het verstrekken van gegevens aan de gemeente in het kader van jeugdhulp. In zulke gevallen is het belangrijk om nauwkeurig te beoordelen welke informatie wettelijk vereist is en voor welk doel.
- Meldrecht. Er bestaat een meldrecht, bijvoorbeeld bij vermoedens van kindermishandeling of huiselijk geweld. Dit recht biedt de mogelijkheid om informatie te delen, maar verplicht daartoe niet. Een zorgvuldige belangenafweging is hierbij essentieel.
- Een conflict van plichten. De hulpverlener kan in een situatie komen waarbij hij vanwege een ander zwaarwegend belang zich genoodzaakt ziet zijn beroepsgeheim te doorbreken. Bijvoorbeeld om ernstige schade aan een ander of de patiënt zelf te voorkomen. Om een beroep te doen op een conflict van plichten, is een zorgvuldige belangafweging zeer belangrijk.
Conclusie
Het medisch beroepsgeheim vormt de kern van de vertrouwensrelatie tussen patiënt en hulpverlener. Toch kunnen zich tal van situaties voordoen waarin hulpverleners onder druk worden gezet om deze vertrouwelijkheid te doorbreken, bijvoorbeeld door instanties die informatie wensen voor hun eigen taakuitoefening. In zulke gevallen is het van groot belang dat de hulpverlener uiterst zorgvuldig handelt. Alleen wanneer er een gemotiveerde grondslag aanwezig is, mag het beroepsgeheim worden doorbroken. Zonder een grondslag daarvoor is geheimhouding de norm.