De noodzaak van 'aardbevingbehendig' bouwen!
Interim advies
Op 15 mei 2014 is, onder verantwoordelijkheid van het normeninstituut NEN, een interim advies Aardbevingsbestendig bouwen verschenen. In dit interim advies worden opdrachtgevers geadviseerd bij verbouw en nieuwbouw conform dit advies opgenomen voorlopige uitgangspunten te bouwen. Opvallend is dat het gebied, waarbinnen aardbevingsbestendig bouwen wordt geadviseerd, veel ruimer is dan het kerngebied van aardbevingbelasting rondom Loppersum. Ook de stad Groningen valt binnen dat gebied. Hoe moeten opdrachtgevers en andere bij de bouw betrokken partijen met dit advies omgaan?
Het interim advies is een voorlopig advies en de voorloper van een Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR, voorzien in de zomer van 2014), dat uiteindelijk zal resulteren in een Nationale Bijlage bij de Eurocode 8. Dit is een Europese norm voor het ontwerpen van gebouwen in gebieden waar aardbevingen voorkomen. Het zal echter nog enige jaren duren voordat de nationale bijlage gereed is en zal doorwerken in een nieuw Bouwbesluit.
De NAM vermeldt op haar website dat zij op grote schaal gebouwen in Noordoost-Groningen bouwkundig gaat versterken en dat dat gefaseerd wordt aangepakt. Maar wat koopt een opdrachtgever daarvoor die nu wordt geconfronteerd met het interim advies? Ook opdrachtgevers buiten het kerngebied rondom Loppersum worden nu met aanzienlijke meerkosten geconfronteerd. Kosten die onmiskenbaar het gevolg zijn van de aardgaswinning in het Groningerveld. Over vergoeding van kosten die door opdrachtgevers moeten worden gemaakt, als zij nu conform de aanbevelingen uit het interim advies gaan bouwen, vermeldt de website van de NAM niets.
Moet met het advies rekening worden gehouden?
Het interim advies is opgesteld met het oog op de (toekomstige) veiligheid, waarbij nadrukkelijk wordt geadviseerd om bij verbouw en nieuwbouw rekening te houden met het advies. Met het interim advies zal in het noorden dus zeker rekening gehouden moeten worden. Tegelijkertijd heeft het advies geen status van wet of richtlijn, waardoor het niet verplicht is om conform dit advies te bouwen. Een gemeente kan bijvoorbeeld geen vergunning weigeren omdat een opdrachtgever niet van plan is aardbevingsbestendig te gaan bouwen. Wel zal een opdrachtgever die al een vergunning heeft, maar zijn plannen wil aanpassen aan het advies, de gemeente daarvan op de hoogte moeten stellen.
U kunt zich voorstellen dat het verschijnen van het advies veel vragen oproept in de praktijk. Moet een aannemer of constructeur een opdrachtgever bijvoorbeeld wijzen op de veranderde inzichten over bouwen in aardbevingsgebied? Dat is wel zo verstandig. Maar wat zijn de consequenties in de relatie tussen een opdrachtgever die het advies wil opvolgen en deze adviseurs die de bouwplannen op basis van het bouwbesluit uit 2012 hebben uitgewerkt? En wie betaalt de extra kosten?
Schadevoorkomingsplicht
Alle bij de bouw betrokken partijen zullen zich moeten herbezinnen op de nieuwe situatie. Dat vereist behendigheid, bijvoorbeeld als het gaat om de wijze waarop nieuwe overeenkomsten moeten worden ingericht en de vraag voor wiens rekening de extra kosten komen.
Heeft de NAM, naast haar schadevergoedingsplicht dan ook niet een schadevoorkomingsplicht? PlasBossinade meent van wel. Wij vinden dat de NAM zich bereid zou moeten verklaren alle extra kosten die het aardbevingbestendig bouwen met zich meebrengt te dragen. Kosten die door onder meer de NAM zelf 10 tot 15% hoger worden geschat ten opzichten van het ‘oude bouwen’. Het is immers uiteindelijk ook de NAM zelf die zal profiteren van het investeren in aardbevingbestendig bouwen. Doordat nieuwe gebouwen aardbevingbestendig worden gebouwd zal de schade voor de NAM na een aardbeving lager kunnen zijn. Bovendien neemt daarmee de veiligheid voor de inwoners van Groningen toe.
PlasBossinade is voornemens over deze problematiek op 2 oktober 2014 een expertmeeting te organiseren. Nadere informatie hierover volgt.
Voor meer informatie over de expertmeeting en andere vragen kunt u terecht bij mr. Armin Vorsselman of mr. Erik Dams.