Spring naar inhoud

Update artikel 'Verboden te besturen'

In maart schreef ik een artikel over de naderende ‘Wet Civielrechtelijk Bestuursverbod’ die het mogelijk maakt om een statutair bestuurder te verbieden om nog te besturen als hij zich – kort gezegd – heeft misdragen. Inmiddels is die wet door de wetgevingsmolen heen en per 1 juli 2016 in werking getreden.

Het wettelijk bestuursverbod: een goed idee?

De Wet Civielrechtelijk Bestuursverbod is een uitvloeisel van het kabinetsbeleid om faillissementsfraude te bestrijden. Het past in de huidige tendens naar steeds zwaarder straffen. De wet is met brede steun aangenomen.

Het klinkt dan ook goed: een bestuurder die faillissementsfraude pleegt moet een verbod krijgen om nog te besturen. Goed genoeg om aan de wettenschrijvers van het Bureau Wetgeving opdracht te geven om een wetsvoorstel te schrijven.

Ik zie het zo voor me:

De medewerkers gaan ijverig aan de slag. Bij het schrijven van de wet komen bezwaren aan de oppervlakte, maar daar worden oplossingen voor bedacht. Aan die oplossingen kleven wel weer andere nadelen, maar ook daarvoor wordt weer wat creatiefs bedacht.

Uiteindelijk ligt er een weloverwogen wetsvoorstel dat klaar is om door de Kamers heen te loodsen. Het wetgevingsproces wordt doorlopen. Er worden terechte vragen gesteld over de bezwaren en er wordt gedebatteerd over de bedachte oplossingen.

Maar wat was ook alweer het uiteindelijke doel van de wet? Is die wet nou wel echt nodig? Wegen de voordelen nog wel op tegen de nadelen?

Ik meng mij niet in de theoretische discussie over de wenselijkheid van zwaarder straffen, maar ik vraag me sterk af of deze nieuwe wet nodig is. En of de voordelen wel opwegen tegen de nadelen. Ik denk van niet.

Het bestuursverbod wordt opgelegd door de burgerlijke rechter, op vordering van de curator of het openbaar ministerie. Er is dus geen sprake van een strafrechtelijke veroordeling. Dit lijkt me ongewenst, omdat het verregaande sanctie is. De bestuurder krijgt niet alleen te maken met het bestuursverbod zelf, maar ook nog eens met een voor iedereen zichtbare vermelding van dit verbod in het register van de Kamer van Koophandel. De bestuurder gaat aan de publieke schandpaal en lijdt grote reputatieschade.

De wetgever heeft het risico dat de ‘onschuldige’ bestuurder wordt bestraft willen inperken door het bestuursverbod pas te laten ingaan nadat de uitspraak ‘in kracht van gewijsde’ is gegaan. Dat houdt in dat de uitspraak niet meer kan worden aangevochten, bijvoorbeeld in hoger beroep.

Ik vind dit geen goede oplossing. Het volledig uitprocederen van de zaak zal jaren duren, terwijl pas daarna het bestuursverbod van maximaal vijf jaar ingaat. In de tussentijd kan de bestuurder nog gewoon besturen.

Ook hier heeft de wetgever een oplossing voor bedacht, namelijk door het mogelijk te maken om de bestuurder in de tussentijd te schorsen. Maar daarmee zijn we weer terug bij het oorspronkelijke probleem, want ook zo’n schorsing wordt ingeschreven en heeft dus het ‘schandpaaleffect’

Hebben we deze nieuwe wet überhaupt nodig?

De Nederlandse wet kent al diverse mogelijkheden om misdragende bestuurders aan te pakken, zowel in als buiten faillissement. Als een bestuurder onbehoorlijk bestuur kan worden verweten, en bij faillissementsfraude is dat natuurlijk het geval, dan is hij persoonlijk aansprakelijk voor de tekorten in het faillissement. Daar zal toch een preventieve werking vanuit gaan.

Strafrechtelijk is er al de mogelijkheid om iemand, als bijkomende straf, te ontzetten uit diens beroep. Bovendien kan een echt berekenende bestuurder die fraude wil plegen een buitenlandse vennootschap oprichten en daarmee de werking van het Nederlandse bestuursverbod omzeilen.

Was het niet ook kabinetsbeleid om de regeldruk te verminderen?