Spring naar inhoud

Het afrekenen van een Wijziging bij de UAV-GC

In de praktijk wordt steeds vaker gebruik gemaakt van de UAV-GC. De UAV-GC verschillen wezenlijk van de UAV. Zo kent de UAV-GC de term “meerwerk” niet. Dat is slechts één van de vele verschillen.

Wordt bij een UAV-GC contract afgeweken van het contract, dan gebeurt dat middels een “Wijziging” (§ 14 of 15 UAV-GC). § 45 UAV-GC geeft een regeling voor de financiële consequenties van zo’n Wijziging.

Over die financiële consequenties gaat het in deze te bespreken uitspraak. Wat was er aan de hand? Opdrachtgever had aan aannemer  het werk met de klinkende term "met de boot naar het bos” opgedragen. Het werk zag op het opwaarderen van een rivier door het uitvoeren van baggerwerkzaamheden. De UAV-GC 2005 waren van toepassing.

Tijdens de uitvoering van het werk werd aanneemster geconfronteerd met een hoeveelheid baggerslib van 51.250 m3. Dit terwijl in de overeenkomst als voorziene hoeveelheid 38.000 m3 was genoemd.

Partijen waren het er wel over eens dat daarom sprake was van een Wijziging als bedoeld in §14 UAV-GC. De aannemer deed een prijsaanbieding conform § 45 UAV-GC. Over die prijsaanbieding werden partijen het niet eens. De aannemer wilde namelijk aanhaken bij zijn inschrijfstaat, waarin hij een netto baggerprijs van € 18,25 per kuub had gegeven. Opdrachtgever vond dat fout.

De arbiter moest dus de knoop doorhakken. De arbiter oordeelde, onder verwijzing naar § 45 UAV-GC, dat de aan aanneemster toekomende vergoeding “dient te worden gebaseerd op het saldo, gevormd door alle directe en indirecte kosten alsmede een redelijke opslag van algemene kosten, winst en risico, verband houdende met de uitvoering van de wijziging, verminderd met het bedrag waarmee de in de basisovereenkomst vastgelegde prijs kan worden verlaagd als gevolg van de uitvoering van die wijziging”.

Dat is een behoorlijke mond vol, maar kort en goed komt het erop neer dat de aannemer dus niet mocht uitgaan van de prijzen in de inschrijfstaat. Dat is de les die te trekken is uit deze uitspraak.

Hoe liep het af? Arbiter begrootte het aan aannemer toekomende bedrag uiteindelijk in billijkheid op een bedrag van € 13,09 per m3, te vermeerderen met 15% aannemersvergoeding (omdat arbiter was gebleken dat 15% een gangbaar opslagpercentage was binnen de grond-, weg- en waterbouw).

Raad van Arbitrage 12 oktober 2015, geschilnummer 35.247av