Is de beoordelingscommissie wel deskundig?
In een recente uitspraak heeft de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, overwogen dat het zo mag zijn dat leden van een beoordelingscommissie verondersteld worden deskundig te zijn, maar dat de aanbestedende dienst dat wel nader zal moeten kunnen toelichten, indien daar vragen over bestaan.
De aanbestedende dienst had in het betreffende geval haar adjunct-directeur financiën als één van de drie beoordelaars aangewezen, terwijl de financiën in de beoordeling vrijwel geen rol speelden. Er werd vooral op kwaliteit beoordeeld. Het was ook niet zo dat de adjunct-directeur financiën een bijdrage kon leveren aan een gezamenlijke beoordeling. De beoordelaars moesten individueel beoordelen, waarna hun scores werden opgeteld en door drieën gedeeld om tot een eindscore te komen. Iedere beoordelaar moest dus zelfstandig alle kwaliteitscriteria kunnen beoordelen.
De aanbestedende dienst vond – op basis van eerdere jurisprudentie – dat de inschrijvers maar moesten aantonen dat de beoordelaars niet voldoende kennis en kunde hadden. De Voorzieningenrechter oordeelde echter dat de beoordelaars op het eerste gezicht door hun functie al niet deskundig waren op het gebied waarop de opdracht zag. Dat zij vanuit hun functie binnen de aanbestedende dienst zeer betrokken (zouden) zijn bij de materie waarop de opdracht zag, zoals de aanbestedende dienst zelf stelde, maakt hen echter niet deskundig om de inschrijvingen te beoordelen. Omdat de aanbestedende dienst niet beter kon motiveren waarom de beoordelaars deskundig zouden zijn, moest de aanbestedende dienst een nieuwe beoordelingscommissie samenstellen, die de inschrijvingen integraal opnieuw moesten beoordelen.
Onderzoekt u dus goed of de beoordelaars de juiste kennis en kunde hebben om te beoordelen of en in welke mate de inschrijvingen aan de gunningscriteria voldoen. U wilt ten slotte dat gescoord wordt op de inhoud en kwaliteit en niet dat gewonnen wordt omdat het ‘verkooppraatje’ zo goed is bedacht.