Spring naar inhoud

24-weken-eis evident in strijd met Europees recht

Op 18 april 2023 heeft de rechtbank Den Haag (zittingsplaats Arnhem) uitspraak gedaan in onze twee beroepsprocedure(s). De vraag die aan de rechtbank is voorgelegd, is of de werkbeperking voor asielzoekers in strijd is met het Unierecht. Positief nieuws! De rechtbank heeft die vraag bevestigend beantwoord.  

Hoe zit het nou precies? In deze blog leggen we het aan u uit.

De Opvangrichtlijn (Richtlijn 2013/33/EU)

In de Opvangrichtlijn zijn minimumnormen opgenomen voor de EU-lidstaten ten aanzien van personen die om internationale bescherming verzoeken. Een van de doelstellingen van deze richtlijn is te waarborgen dat asielzoekers eerlijke kansen krijgen om tot de arbeidsmarkt toe te treden. Op die manier kan uitsluiting van de samenleving van het land van opvang worden voorkomen en wordt de zelfredzaamheid bevorderd.  

Om die reden is in artikel 15 van de Opvangrichtlijn bepaald dat asielzoekers uiterlijk 9 maanden na het asielverzoek toegang tot te arbeidsmarkt moeten hebben. De lidstaten bepalen zelf in hun nationale wet- en regelgeving onder welke voorwaarde die toegang wordt verkregen en dienen ervoor te zorgen dat asielzoekers daadwerkelijk toegang tot de arbeidsmarkt hebben.

Hoe zit het in Nederland?

Een asielzoeker mag in Nederland werken nadat een tewerkstellingsvergunning is afgegeven door het UWV. Om in aanmerking te komen voor die vergunning is vereist dat de asielzoeker een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd heeft aangevraagd en dat die aanvraag minstens 6 maanden in behandeling is.  

Wordt aan die vereisten voldaan? Dan is de tewerkstellingsvergunning 24 weken geldig, ook wel bekend als de 24-weken-eis. De overige 28 weken van het jaar mag niet gewerkt worden en bestaat (dus) geen daadwerkelijke toegang tot de arbeidsmarkt. Hoe verhoudt dit zich tot de Opvangrichtlijn?

Strijd met het Unierecht

Het is aan de rechtbank om de rechtmatigheid van de rechtmatigheid van de 24-weken-eis (althans de wettelijke grondslag daarvan) te toetsen aan hoger recht, zoals het Unierecht. We noemen dit ook wel exceptieve toetsing.  

Op het moment dat de bestuursrechter van oordeel is dat een nationale wet evident in strijd is met een hogere regeling, dan kan zij de bepaling onverbindend verklaren. Dit kán verstrekkende gevolgen hebben voor uitvoeringsinstanties zoals het UWV, omdat zij bij de besluitvorming de nationale bepaling in dat geval buiten toepassing moet laten. 

Het oordeel van de rechtbank Den Haag luidt dat de 24-weken-eis de effectieve toegang tot de arbeidsmarkt onnodig beperkt en om die reden in strijd is met de Opvangrichtlijn. Om die reden is de nationale bepaling onverbindend verklaard. Het UWV had de verlenging van de tewerkstellingsvergunning dus niet mogen afwijzen met een beroep op deze nationale bepaling.

Hoe nu verder?

Het UWV dient binnen zes weken twee nieuwe besluiten te nemen. Zij dient daarbij rekening te houden met de inhoud van de uitspraak van de rechtbank.  

Daarnaast bestaat ook nog de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. Het UWV heeft daarvoor vier weken de tijd. Doet zij dat niet, dan staat de uitspraak onherroepelijk vast. De bal ligt dan bij de wetgever om deze eis uit de wet te schrappen.  

Wilt u de hele uitspraak lezen? Klik dan hier.

Wilt u meer informatie over dit onderwerp, neem dan gerust contact met ons op.