Spring naar inhoud

De zaak mooier voorstellen

Als u met een zaak naar de rechter gaat, is het de taak van de advocaat om de feiten zo te presenteren dat de rechter de overtuiging krijgt dat het gelijk aan uw kant staat. Daar zit wel een grens aan, ondervonden de oud-aandeelhouders van het reisconcern OAD in een claimzaak tegen Rabobank.

De oud-aandeelhouders van OAD verwijten Rabobank dat deze in 2013 het faillissement van OAD heeft veroorzaakt door op onrechtmatige wijze het krediet van OAD bij de bank op te zeggen. Die zaak gaat dus over de vraag of de bank daarbij verwijtbaar heeft gehandeld. De rechter oordeelde onlangs dat dit niet  het geval was, maar daar wil ik het in dit blog niet over hebben.

Achtergehouden informatie

Een deel van de uitspraak gaat over het feit dat de oud-aandeelhouders en hun advocaat belangrijke informatie voor de rechtbank hebben achtergehouden. Informatie die, had de rechtbank deze tijdig gekregen, tot het oordeel had geleid dat de handelwijze van de bank er niet meer zoveel toe deed. OAD zou hoe dan ook failliet zijn gegaan omdat haar zakenpartner TUI zeer harde financiële zekerheden had geëist die OAD onmogelijk kon nakomen. Bovendien had de financieel directeur van OAD in de laatste dagen voor het faillissement een zeer negatieve liquiditeitsprognose gemaakt die de directie niet had zien aankomen  en hen ertoe bracht om onmiddellijk de activiteiten te staken en het faillissement aan te vragen.

Deze beide feiten hadden de oud-aandeelhouders volledig weggelaten uit de procedure waarmee zij de zaak tegen de bank voerden. En de bank was er ook niet van op de hoogte. Terwijl er toch behoorlijk wat papieren bewijs was (brieven en memo’s) over deze feiten. Deze zijn toevallig tijdens de procedure alsnog opgedoken en door de bank aan de rechter voorgelegd.

Waarheidsplicht

De wet verplicht procespartijen om in de procedure de voor de beslissing relevante feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Als de rechter constateert dat een partij die waarheidsplicht heeft geschonden dan kan de rechter, zoals de wet zegt, de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. Dat kan zelfs zo ver gaan dat de rechter de eiser niet-ontvankelijk verklaart in zijn vordering, of de proceskostenveroordeling ten nadele van de betreffende partij in een hogere tariefklasse plaatst. Dat laatste is wat de rechtbank hier deed. De oud-aandeelhouders moesten € 35.000 aan proceskosten betalen aan de bank, terwijl het normale tarief hier waarschijnlijk niet meer dan € 10.000 had bedragen. Hieruit blijkt al dat de op richtlijnen gebaseerde proceskostenveroordelingen niet erg hoog zijn in Nederland, dus dat betekende niet zoveel.

Werkelijke proceskosten

De rechter had ook kunnen besluiten de verliezende partij te veroordelen tot het betalen van de werkelijke proceskosten die de andere partij heeft moeten maken. Dat had waarschijnlijk in de tonnen gelopen. Die stap vond de rechter hier kennelijk te ver gaan.

De oud-aandeelhouders hebben hoger beroep ingesteld.

Wilt u meer informatie over dit onderwerp?

Neem dan gerust contact op met één van onze advocaten.