Spring naar inhoud

Geen bezwaar en beroep tegen gedoogbeslissingen

Je maintiendrai is onze nationale wapenspreuk, maar in Nederland wordt veel gedoogd. Vaak impliciet (‘artikel 5’), maar soms neemt de overheid een expliciet gedoogbesluit. Denk bijvoorbeeld aan een beslissing waarbij B&W gedogen dat iemand permanent woont in een recreatiewoning. Of een beslissing dat er vooruitlopend op een te verlenen vergunning niet wordt opgetreden tegen bepaalde bouw- of milieuactiviteiten. In de jurisprudentie en in de praktijk is er onduidelijkheid over de juridische status van zo’n gedoogbeslissing. Is het een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)? Vooral gaat het dan om de vraag of tegen zo’n gedoogbeslissing bezwaar en beroep mogelijk is, bijvoorbeeld door omwonenden die het met dat gedogen helemaal niet eens zijn. En wat als een gedoogverzoek wordt afgewezen of een eerder genomen gedoogbesluit wordt ingetrokken? Kan de aanvrager of de persoon die gedoogd werd daartegen bezwaar maken?

Nieuwe uitspraak, duidelijke lijn

De Raad van State heeft in een uitspraak van 24 april 2019 een nieuwe lijn uitgezet. Aanleiding was een gedoogbesluit van B&W van de gemeente Bladel over een illegaal gebouw. B&W besloten daarentegen niet handhavend op te treden, maar daaraan waren wel voorwaarden verbonden. Zo was de beslissing persoonsgebonden en niet overdraagbaar.

Daar was de eigenaar het niet mee eens. Het gebouw werd daardoor immers onverkoopbaar. Hij maakte bezwaar tegen de gedoogbeslissing en de daaraan verbonden voorwaarden.

De Raad van State oordeelde, na een conclusie van de Staatsraad Advocaat-Generaal over dit onderwerp dat er meer juridische duidelijkheid over de status van gedoogbeslissingen nodig is en geeft die ook. Die duidelijkheid komt erop neer dat de Raad van State voortaan vindt dat tegen gedoogbeslissingen géén bezwaar of beroep mogelijk is. Dat was eigenlijk al zo voor de aanvrager van een gedoogbeslissing of de persoon die gedoogd werd, maar dat geldt nu ook voor derden (bijvoorbeeld omwonenden). Als zij vinden dat de overheid een bepaalde situatie ten onrechte expliciet gedoogd, dan kunnen zij niet langer bezwaar maken tegen dat gedoogbesluit maar moeten zij een handhavingsbesluit uitlokken.

Ook de gedoogde zelf – zoals in deze zaak de eigenaar van het gebouw – kan niet procederen tegen een gedoogbeslissing, de daarbij behorende voorwaarden of de weigering om te gedogen. Als hij zijn zaak aan de rechter wil voorleggen moet hij afwachten tot er een handhavingsbesluit wordt genomen, waartegen dan vervolgens bezwaar en beroep mogelijk is. Of hij moet een vergunning aanvragen voor de gedoogde activiteit. Als die wordt geweigerd is daartegen ook bezwaar en beroep mogelijk

Alleen in zeer bijzondere situaties kunnen besluiten over  gedogen wel vatbaar zijn voor bezwaar en beroep. Bijvoorbeeld wanneer intrekking van een gedoogbeslissing (bijvoorbeeld van een coffeeshop) betekent dat de ex-gedoogde bij voortzetting van de illegale, voorheen gedoogde activiteiten, het risico loopt op een vrijheidsstraf. Dan kan omwille van de rechtsbescherming die intrekking soms toch als een besluit worden aangemerkt, waartegen bezwaar en beroep mogelijk is. In de praktijk zullen dergelijke situaties zich echter slechts zeer zelden voordoen.

Al met al lijkt het er dus op dat de Raad van State met de uitspraak van 24 april 2019 een einde heeft gemaakt aan het procederen over gedoogbesluiten, geweigerde gedoogbesluiten en intrekking van gedoogbesluiten. Dat geeft in ieder geval een stuk duidelijkheid.