Heb ik een verplichting tot het stellen van zekerheid?
Dat is bijvoorbeeld het geval in artikel 24 van de Algemene Bankvoorwaarden, die op alle relaties van de Nederlandse banken met hun klanten van toepassing worden verklaard. In dat artikel staat dat de aangehouden saldi op de bankrekeningen aan de bank in pand worden gegeven voor de nakoming van alle verplichtingen van de klant tegenover de bank. En dat geldt ook voor eventueel bij de bank geadministreerde effecten en andere financiële instrumenten.
Voordeel verplichting tot zekerheidsstelling
Het grote voordeel van een verplichting tot het stellen van zekerheid is voor de schuldeiser dat hij zich gemakkelijk kan voorzien van veiliggestelde vermogensbestanddelen van zijn debiteur en zich uiteindelijk kan verhalen op de in zekerheid gegeven goederen. Bij een verpanding van banksaldi is dat het eventueel afscheiden van het creditsaldo en het uiteindelijk innen van dat saldo, door middel van verrekening met de schulden van de klant aan de bank. Het inroepen van de verplichting tot het stellen van zekerheid gaat meestal vooraf aan het daadwerkelijk uitwinnen daarvan. In de situatie dat de rechtsverhouding in de financiële gevarenzone komt wordt doorgaans de zekerheid gevraagd. Wordt deze niet gegeven dan is dat wanprestatie van de debiteur en zal dat kunnen leiden tot opeising van de vordering door de schuldeiser. Wordt de zekerheid wel gegeven dan is er even lucht en hoop op betere tijden waarin de situatie kan verbeteren (lees: effecten of renteswaps een positieve waarde ontwikkelen of omzet en winst van de debiteur toenemen).
Alternatief: beslagleggen
Bij gebrek aan zekerheden zal de schuldeiser op zoek moeten naar vermogensbestanddelen van zijn debiteur en, als hij die eenmaal heeft gevonden, daar beslag op moeten leggen. Dat kan hij pas doen als de vordering opeisbaar is, dus niet al in een mogelijk kritieke voorfase. Maar zelfs als de schuldeiser erin slaagt om dergelijke goederen te vinden en het beslag te leggen, is zijn positie niet dezelfde als die van een houder van zekerheidsrechten. Bijvoorbeeld in geval van faillissement van de debiteur of indien er meerdere schuldeisers op dezelfde goederen beslag leggen, verliest het beslagobject in meer of mindere mate zijn waarde voor de oorspronkelijke beslaglegger.
Case Woonpunt versus Rabobank: bank heeft afstand gedaan
Dat de Rabobank graag een verplichting tot zekerheidsstelling zag bij haar klant, Stichting Woonpunt, een woningcorporatie uit Maastricht, is te begrijpen. Aan Woonpunt was voor vele miljoenen euro’s aan renteswaps verkocht, die zeer zwaar onder water stonden. In de oorspronkelijke overeenkomst uit 2003 was een verplichting tot het stellen van zekerheid opgenomen. Evenwel schrijft de bank in de begeleidende brief bij de overeenkomst: “Het obligo is blanco (zonder zekerheidstelling) beschikbaar gesteld. Als enige voorwaarde ontvangen wij graag jaarlijks na het tot stand komen van de jaarrekening een exemplaar hiervan”.
Een normaal mens zou in deze zin lezen dat de bank afstand heeft gedaan van de verplichting tot zekerheidstelling. Zo niet de Rabobank, die in 2014 creditsaldi ten bedrage van bijna € 10 miljoen naar zich toe trekt en niet meer vrijgeeft aan Woonpunt. Dat is voor Woonpunt reden om de bank in rechte aan te spreken op vrijgave van het saldo, met een beroep op de hierboven geciteerde clausule.
De Rechtbank Midden-Nederland geeft Woonpunt volledig gelijk, wat niet mag verbazen. Wat de Rabobank bezield heeft, is mij een raadsel. Of toch niet: hebben is houden en zie het maar eens terug te krijgen. Zoals op het schoolplein. Beetje kinderachtig.