Spring naar inhoud

Herziene UAV-GC en de afwijkende toestand

UAV-GC worden herzien De Uniforme Administratieve Voorwaarden (UAV-GC) zijn de voorwaarden die zien op zogenaamde geïntegreerde contracten. De UAV-GC bieden de mogelijkheid om ontwerpverantwoordelijkheid neer te leggen bij de opdrachtnemer in een door de opdrachtgever te bepalen mate.

Zo kan de opdrachtgever ervoor kiezen slechts een programma van eisen neer te leggen (op basis waarvan de aannemer het gehele ontwerp opstelt) of een vrijwel volledig ontwerp neer te leggen (bijvoorbeeld op DO-niveau, waarbij de ontwerpverplichting van de aannemer gering zal zijn).

Jaarlijks worden zo’n 250 UAV-GC contracten gesloten. Veelal ten aanzien van grotere werken. Het verleden heeft geleerd dat het zo nu en dan goed mis gaat bij die werken, dat er geschillen ontstaan die over veel geld gaan en dat enkele aannemers torenhoge verliezen hebben geleden op UAV-GC werken.

Degene die regelmatig de Cobouw leest, is er inmiddels wel mee bekend dat de UAV-GC herzien worden. Goede samenwerking en inperking van claimgedrag heeft daarbij hoge prioriteit. De herziene “UAV-GC 2018” wordt dit najaar verwacht.

Afwijkende toestand onder de UAV-GC

In de aanloop naar de herziening stip ik graag het onderwerp aan van de “afwijkende toestand”. Meer in het bijzonder: de toestand van bestaande gebouwen, werken en terreinen die afwijkt van de toestand die de aannemer redelijkerwijs mocht verwachten.

Kijk je in de UAV, dan zie je dat dit onderwerp is geregeld in paragraaf 29 (lid 3) UAV-GC. Kijk je in de UAV-GC, dan kun je lang zoeken: een soortgelijke bepaling staat er niet in.

De UAV-GC kennen slechts een bepaling over de invloed van de bodemgesteldheid op het ontwerp: paragraaf 13. Dat bepaalt kort gezegd dat de aannemer verantwoordelijk en aansprakelijk is voor de afstemming van het werk op de bodemgesteldheid, tenzij hij aantoont dat hij ter voorkoming van schade, vertraging en gebreken de voorzorgsmaatregelen heeft genomen die van hem verwacht mochten worden.

Maar deze bepaling ziet dus alleen op de bodem. Dat is vervelend voor de aannemer die stuit op een andersoortige afwijkende toestand. Uitgangspunt van de UAV-GC is namelijk dat de aannemer de overeengekomen aanneemsom ontvangt. Hij heeft alleen recht op extra vergoedingen indien de UAV-GC dat bepalen. Maar de UAV-GC bepalen niets over een recht op extra vergoeding in geval van een “afwijkende toestand”.

Wat moet je in zo’n geval doen als aannemer? Bijvoorbeeld in het “waargebeurde geval” dat je als aannemer op een bestaande sluisconstructie stuit die afwijkt van wat hij redelijkerwijs mocht verwachten, zodanig dat dit forse extra kosten met zich meebrengt? Ben je dan kansloos als aannemer?

Uit een recente uitspraak van arbiters over dit geval blijkt dat ze een beroep van deze aannemer op “onvoorziene omstandigheden” als bedoeld in paragraaf 44 lid 1 onder a UAV-GC hebben gehonoreerd. De betreffende aannemer had dus geluk, maar een dergelijk beroep zal niet altijd slagen bij een afwijkende toestand.

Waarom niet? Omdat paragraaf 44 lid 1 onder a UAV-GC erg streng is, strenger dan paragraaf 29 lid 3 UAV. Een beroep op paragraaf 44 lid 1 onder a UAV-GC slaagt alleen als sprake is van onvoorziene omstandigheden die van dien aard zijn dat de opdrachtgever naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet mag verwachten dat de basisovereenkomst ongewijzigd in stand blijft. Een strenge toets dus.

Terug naar de herziening van de UAV-GC. Er is eigenlijk niet echt een goede reden te bedenken waarom er geen equivalent van paragraaf 29 lid 3 UAV in de UAV-GC staat. Wellicht dat die equivalent er met de herziening dus alsnog komt. Zo niet, dan zal in gevallen van een afwijkende toestand (die niet onder enige andere grond kan worden geschaard die recht geeft op een extra vergoeding) ook in de toekomst uitgeweken moeten worden naar de bepaling omtrent onvoorziene omstandigheden, met bijbehorende strenge maatstaf.

Raad van Arbitrage 18 oktober 2017, geschilnummer 35.676.