Spring naar inhoud

Kan een werkgever eenzijdig het recht op een leaseauto beëindigen?

Al ruim een jaar lang werkt een groot deel van de Nederlandse beroepsbevolking thuis en de verwachting is dat thuiswerken, ook ná de coronacrisis, in ieder geval voor een deel zal worden voortgezet. Daarnaast wordt steeds meer gestreefd naar minder en duurzamer reisbewegingen. Als gevolg van deze ontwikkelingen staat het ter beschikking stellen van een leaseauto door de werkgever meer onder druk. De vraag is echter of een werkgever eenzijdig het recht op een leaseauto van een werknemer kan beëindigen.

Vooropgesteld moet worden dat die vraag zich in zijn algemeenheid niet eenvoudig laat beantwoorden. Uit de rechtspraak blijkt dat de beantwoording daarvan afhangt van verschillende omstandigheden van het geval. Het navolgende geeft daarom slechts een korte inleiding in het veelomvattende vraagstuk over het eenzijdig wijzigen van het recht op een leaseauto.

Voor beantwoording van die vraag is allereerst van belang om vast te stellen of de leaseauto kwalificeert als een arbeidsvoorwaarde. Als dat niet het geval is, kan de werkgever in principe eenzijdig de leaseauto innemen. Van een arbeidsvoorwaarde is in ieder geval sprake als het recht op een leaseauto uitdrukkelijk is overeengekomen in bijvoorbeeld de arbeidsovereenkomst. Daarnaast kan echter ook sprake zijn van een arbeidsvoorwaarde als dit niet uitdrukkelijk is overeengekomen, maar als sprake is van een - stilzwijgend - verworven recht.

Bij de beoordeling of er een verworven recht bestaat, komt het aan op de betekenis die partijen aan elkaars gedragingen en verklaringen hebben toegekend en mochten toekennen. Daarbij kunnen verschillende gezichtspunten een rol spelen. Uit de rechtspraak blijkt dat met name de duur van de terbeschikkingstelling en de voordelen die de werknemer heeft bij het gebruik van de auto zwaar wegen.[1] Van een zwaarwegend belang is bijvoorbeeld sprake als de werknemer de leaseauto ook in zijn vrije tijd mag gebruiken. Als een leaseauto tevens privé mag worden gebruikt, kwalificeert dit bovendien vaak als (verkapt) loon.[2]


[1] Rb. Gelderland 26 februari 2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:1168; Rb. Noord-Holland 22 februari 2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:1698.

[2] Rb. Midden-Nederland 23 december 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:5770; Rb. Midden-Nederland 25 juli 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:3624.

Een beroep doen

Indien het recht op een leaseauto een arbeidsvoorwaarde is, geldt als uitgangspunt dat de werkgever dit niet eenzijdig kan wijzigen. Indien de werkgever het recht op een leaseauto wil wijzigen zal hij of een beroep kunnen doen op een eenzijdig wijzigingsbeding of op de norm van goed werknemerschap.

Als er een beding tot eenzijdige wijziging is opgenomen, moet worden beoordeeld of het belang van de werkgever bij wijziging van de arbeidsvoorwaarde, ten opzichte van het belang van de werknemer bij ongewijzigde instandhouding van de arbeidsvoorwaarde, zodanig zwaarwichtig is, dat het belang van de werknemer op gronden van redelijkheid en billijkheid moet wijken voor het belang van de werkgever. Bij een beroep op grond van goed werknemerschap gaat het om de vraag of van de werknemer verlangd kan worden dat hij instemt met een redelijk voorstel van de werkgever tot wijziging van het recht op de leaseauto. Bij beide wijzigingsmogelijkheden gaat het uiteindelijk echter om een belangenafweging.

Bij die belangenafweging weegt aan de kant van de werknemer met name het privégebruik en het financiële voordeel dat de werknemer daarbij heeft een grote rol. Het in privé gebruik kunnen maken van een leaseauto zorgt er namelijk voor dat de werknemer ‘zorgeloos kan rijden’, en zelf geen aanschaf-, benzine- en onderhoudskosten maakt. Dat deze belangen van de werknemer zwaar wegen blijkt bijvoorbeeld wel uit een recent gepubliceerde uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland.[3] Het belang van de werkgever in deze zaak bij het voeren van een uniform en evenwichtig beleid ten aanzien van het ter beschikking stellen van leaseauto’s en het streven naar minder en duurzamer reisbewegingen weegt volgens de rechter niet op tegen het belang van de werknemer bij gebruik van de leaseauto. Ook het feit dat de ondernemingsraad had ingestemd met het nieuwe beleid maakte die afweging niet anders.

Uit het vorenstaande blijkt dat het eenzijdig wijzigen van het recht op een leaseauto door de werkgever verre van eenvoudig is. Als sprake is van een arbeidsvoorwaarde, zal goed onderbouwd en gemotiveerd moeten worden waarom het recht van de werkgever op beëindiging van het recht op een leaseauto zwaarder weegt dan het belang van de werknemer op het behoud daarvan. Uiteindelijk kunnen bij die beoordeling veel verschillende omstandigheden van het geval een rol spelen.


[3] Rb. Midden-Nederland 23 december 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:5770.