Spring naar inhoud

Short stay, arbeidsmigranten of begeleid wonen; ‘wonen’ of niet?

In (stads)wijken en dorpen verschijnen regelmatig woonvormen, waarvan het de vraag is of zij wel passen binnen de bestemming “wonen” in het bestemmingsplan. In toeristische gebieden wordt short stay steeds populairder; in dorpen in het buitengebied ontstaat soms discussie over de huisvesting van seizoenarbeiders; en soms starten in “gewone” woonwijken projecten voor begeleid wonen voor mensen met een beperking. Is dat “wonen” zoals de bestemmingsplanwetgever dat heeft bedoeld en mag dat in een ‘normale’ eengezinswoning?

Veel bestemmingsplannen kennen een eigen omschrijving van de begrippen “wonen” of “woning”. Vaak – maar niet altijd - komt daar het begrip “huishouden” in voor. Een “woning” is dan omschreven als een complex van ruimten dat is bestemd voor de huisvesting van een huishouden.

Short stay

Short stay valt over het algemeen niet binnen de bestemming “wonen” en is daarmee al snel in strijd. Wonen impliceert namelijk dat sprake is van een duurzaam verblijf, en short stay is dat nu juist niet (aldus bijvoorbeeld een al wat oudere uitspraak van de Raad van State).

Short stay en AirBnB leveren vaak nog een ander juridisch probleem op. Particulieren die een deel van hun woning aanbieden voor short stay of AirBnB hebben daarvoor in veel gemeenten een onttrekkingsvergunning op grond van de Huisvestingsverordening nodig. Wie een deel van zijn woning aanbiedt voor short stay of AirBnB zonder zo’n vergunning, loopt het risico op hoge boetes, zo blijkt weer eens uit een recente uitspraak van de Raad van State.

Seizoenarbeiders

Volgens redelijk vaste jurisprudentie vormen seizoenarbeiders die met elkaar samenleven in een woning géén “huishouden”. Meestal is er een sterk wisselende bewonerssamenstelling en sprake van (te) kortstondig verblijf. Daarom is de huisvesting van seizoenarbeiders binnen de bestemming “wonen” over het algemeen niet toegestaan. Dat is anders als een bestemmingsplan géén definitie van het begrip “wonen” kent en dus wonen niet beperkt is tot huisvesting van een ‘huishouden’. In dat geval vindt de Raad van State de huisvesting van seizoenarbeiders meestal wel “wonen”.

Begeleid wonen

Begeleid (gezinsvervangend) wonen is “wonen” in de zin van een bestemmingsplan mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning en een zekere mate van verbondenheid tussen de bewoners, aldus vaste jurisprudentie. Zolang de nadruk ligt op wonen en niet op het bieden van medische of intensieve zorg is sprake van nagenoeg zelfstandige bewoning, die dus gewoon in een woonwijk binnen een woonbestemming kan plaatsvinden. Dat was het geval in een recente uitspraak van de rechtbank Oost Brabant over de huisvesting van 12 jongvolwassenen met een autistische beperking. Daar was wel zorg en begeleiding aanwezig, maar met de bedoeling de jongeren zo veel mogelijk zelfstandig te laten wonen. Als echter sprake is van intensieve zorg (bijvoorbeeld 24 uur per dag professionele begeleiding en hulp bij vrijwel alle dagelijkse bezigheden) is volgens de rechtspraak niet langer sprake van “wonen”, maar van een zorgbestemming.

Conclusie

Binnen de bestemming “wonen” in een bestemmingsplan moet naast zelfstandige bewoning door een gezin ook aan minder traditionele woonvormen worden gedacht. Niet alles wat in het normale spraakgebruik “wonen” is, is dat ook in de zin van het bestemmingsplan. Soms luistert het nauw. Bovendien geldt in sommige gemeenten dat voor bepaalde woonvormen ook een onttrekkingsvergunning op grond van de Huisvestingsverordening nodig is. Check voor minder traditionele woonvormen zekerheidshalve dus altijd even het bestemmingsplan en vraag bij uw gemeente na of er een onttrekkingsvergunning op grond van de Huisvestingsverordening nodig is.