Spring naar inhoud

Steeds meer planologische “kruimels”

De planologische kruimellijst van artikel 4 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) was lang geleden bedoeld voor eenvoudige afwijkingen van het bestemmingsplan. Die zouden dan, omdat het toch maar ”kruimels” waren, snel en eenvoudig buitenplans vergund kunnen worden. De kruimellijst is in de afgelopen tijd nogal uitgebreid. Het lijkt erop dat de Raad van State niet veel bezwaar heeft tegen een ruimhartige toepassing daarvan. Zomaar wat recente voorbeelden:

Wijziging gebruik van onbebouwde grond

In een uitspraak van de Raad van State  van 20 februari 2019 ging het om een vergunning om een achter een hotel gelegen tuin in gebruik te nemen als terras. Is dat een “gebruikswijziging” als bedoeld in artikel 4 sub 9 van bijlage II bij het Bor? Daar kan men over twisten omdat de Nota van Toelichting “nieuw gebruik” uitsluit èn omdat het gebruik van het gebouw zelf (het hotel) niet wijzigt. Volgens de Raad van State was dat allemaal geen probleem; artikel 4 sub 9 van bijlage II bij het Bor kan dus ook worden toegepast als de wijziging van een terrein niét samen gaat met een wijziging van het daarbij behorende bouwwerk;
 
Samenvoegen van gebouwen

In een uitspraak van 7 augustus 2019 oordeelde de Raad van State dat het samenvoegen van twee panden vergunbaar is op grond van de “kruimel” van artikel 4 sub 9 van bijlage II bij het Bor. B&W en de rechtbank vonden dat dit op deze kruimel niet van toepassing was, omdat door die samenvoeging het bouwvolume en de bouwoppervlakte zou vergroten. Artikel 4 sub 9 van bijlage II bij het Bor mag dan niet worden toegepast. De Raad van State denkt daar anders over. Het totale bouwvolume en de totale bouwoppervlakte wijzigen niet; het betreft enkel een inpandige verbouwing. Dat het bouwvolume van ieder afzonderlijk pand wel toeneemt, is volgens de Afdeling niet relevant.
 
Zonneparken

In een uitspraak van 14 augustus 2019 bevestigde de Raad van State opnieuw dat ook zonneparken of zonneakkers als planologische kruimel vergund kunnen worden, namelijk als tijdelijk bouwwerk voor maximaal 10 jaren (zie ook de uitspraak van 10 oktober 2018). Na deze uitspraak uit 2018 was nog wel de vraag of een zonnepark of zonneakker misschien een “landinrichtingsproject”, “stedelijk ontwikkelingsproject” of “industriële installatie” is, als bedoeld in het Besluit milieueffectrapportage. Voor activiteiten die zijn genoemd in het Besluit milieueffectrapportage geldt de tijdelijke kruimel van art. 4 sub 11 van bijlage II bij het Bor namelijk niet. Het antwoord van de Raad van State in de uitspraak van 14 augustus 2019 is duidelijk: een zonnepark is geen landinrichtingsproject, geen stedelijk ontwikkelingsproject en geen industriële installatie en daarom kan de planologische kruimelregeling gewoon worden toegepast. Of dat betekent dat in de praktijk veel tijdelijke zonneparken worden vergund valt te betwijfelen; het lijkt er namelijk op dat voor tijdelijke zonneparken geen SDE+-subsidie wordt verleend. Een “tijdelijke” omgevingsvergunning en SDE+-subsidie gaan dus niet samen.