Vóór invorderen dwangsommen, eerst horen
Horen voor invorderingsbesluit op grond van art. 4:8 Awb
Als reactie op die beroepsgrond oordeelt de Raad van State “anders dan voorheen dat het college, alvorens tot invordering over te gaan belanghebbenden op grond van artikel 4:8, eerste lid, van de Awb voorafgaand aan de dwangsominvordering in de gelegenheid dient te stellen te worden gehoord.”
Dat horen “vooraf” biedt de overtreder namelijk de gelegenheid om bijzondere omstandigheden aan te voeren waarvan B&W niet op de hoogte zijn, maar die er wel toe zouden kunnen leiden dat B&W – al dan niet gedeeltelijk van invordering moeten afzien.
Het schenden van de hoorplicht leidt in dit geval tot vernietiging van het besluit. De overtreder schiet daar echter niet zo heel veel mee op; de Raad van State laat de rechtsgevolgen van het besluit in stand (artikel 6:22 Awb). Dat doet de Raad van State omdat de overtreder in de procedure bij de Raad van State (en in bezwaar en in beroep) inmiddels al alles heeft kunnen aanvoeren wat hij wilde. Niet horen voor een invorderderingsbesluit lijkt dus achteraf in de procedure nog wel te repareren, maar erg chique is dat niet.
Dat betekent dat voor de invorderende bestuursorgaan als hoofdregel geldt dat zij voordat ze een invorderingsbesluit nemen eerst de overtreder moeten horen. Dat is een extra stap in de handhavingsprocedure, maar niet per se nadelig voor de overheid. Horen vooraf kan nuttige informatie opleveren waarmee in het invorderingsbesluit alvast rekening kan worden gehouden.