Waarschuwen en dan tóch de pineut?
De casus
Een onderaannemer bracht een offerte uit voor het leveren en het waterdicht afwerken van mantelbuizen. Dit waterdicht afwerken gebeurde door middel van lassen.
Na het uitbrengen van de offerte vond een visuele inspectie plaats. De onderaannemer stelde toen vast dat de aansluiting van de mantelbuizen plaatselijk gebrekkig was. Dit moest gecorrigeerd worden en daarbij bestond risico op scherpe delen en bloemkolen. Om dat te voorkomen moest gelast worden met formeergas, zo waarschuwde de onderaannemer.
Lassen met formeergas kostte meer. De hoofdaannemer koos daarom voor de werkmethode zonder formeergas. Daarna is tussen partijen een aannemingsovereenkomst gesloten. Die ging niet uit van het lassen met formeergas. In de overeenkomst stond dat de lassen zodanig moesten worden gemaakt dat deze geen beschadigingen zouden kunnen veroorzaken bij het trekken van de bekabeling.
Tijdens de uitvoering ontstonden vervolgens de scherpe delen en bloemkolen waarvoor de onderaannemer al had gewaarschuwd. De hoofdaannemer sommeerde de onderaannemer die te herstellen. De onderaannemer deed dat maar de hoofdaannemer wilde er niet voor betalen. Wat vindt u: terecht of onterecht?
Oordeel arbiters
Arbiters zagen wel dat de onderaannemer vóór het sluiten van de overeenkomst had gewaarschuwd. Die waarschuwing was echter niet teruggekeerd in de uiteindelijke overeenkomst. Daarin stond juist dat de lassen zodanig dienden te worden gemaakt dat deze geen beschadigingen zouden kunnen veroorzaken bij het trekken van de bekabeling.
Dat was een resultaatsverplichting, aldus arbiters. En aan die resultaatsverplichting had de onderaannemer niet voldaan. Daarom was de onderaannemer tekort geschoten. De onderaannemer bleef daarom zelf met de kosten zitten.
Is dit een eerlijke en juiste uitkomst? Je kunt het je afvragen: de onderaannemer had nadrukkelijk gewaarschuwd. De hoofdaannemer heeft vervolgens welbewust ervoor de waarschuwing in de wind te slaan, met de hem bekende risico’s van dien.
Wat dan wel?
U vraagt zich wellicht af; wat had de onderaannemer anders kunnen doen? Uit de uitspraak van de arbiters kan worden afgeleid dat zij vinden dat de onderaannemer óf 1) een uitdrukkelijk voorbehoud in de overeenkomst had moeten opnemen over de wijze van lassen en de te bereiken resultaatsverplichting, óf 2) de overeenkomst niet had moeten aangaan/ondertekenen.
In geval 1) is het overigens nog wel oppassen geblazen. Want weliswaar heb je je dan “vrijgetekend” jegens de hoofdaannemer, maar het maken van een werk waarvan je weet dat het niet deugdelijk zal zijn, kan onrechtmatig zijn jegens bijvoorbeeld de uiteindelijke opdrachtgever (de gebruiker).