Wet franchise in praktijk: know how over non-concurrentie
In eerdere blogs hebben wij de totstandkoming en inwerkingtreding van de Wet franchise beschreven.[1] Ondertussen is de Wet franchise al enkele maanden opgenomen in boek zeven van ons Burgerlijke Wetboek[2] en is er zelfs al enige jurisprudentie ontstaan. Zo ook de volgende zaak waarin belang bij non-concurrentie en de overdracht van know how sterk aan elkaar worden verbonden.
Wat was het geval?
Op 24 februari 2021 deed de voorzieningenrecht van de rechtbank Overijssel te Almelo uitspraak in een procedure tussen twee voormalig franchisepartners. De franchisegever had een vordering tot nakoming van het non-concurrentiebeding gevorderd tegen haar voormalig franchisenemer, een vastgoedmakelaar.[3]
De makelaar zou volgens de franchisegever onderpresteren, waarop de franchisegever had besloten te overeenkomst op te zeggen. De postcontractuele bepalingen aangaande geheimhouding en non-concurrentie zouden onverkort van kracht blijven, aldus de franchisegever. Vervolgens heeft de makelaar zijn onderneming voortgezet, maar voortaan zonder het gebruik van de franchiseformule. Dit tegen het zere been van de franchisegever. De voortzetting zou in strijd zijn met de non-concurrentiebepaling, waarvan de franchisegever dan ook nakoming vordert.[4]
Hoe oordeelde de rechter?
In de ogen van de voorzieningenrechter kon de vordering van de franchisegever niet worden toegewezen. De franchisegever zou namelijk daartoe geen in rechte te respecteren belang hebben. Daarbij gaat de voorzieningenrechter met name op de overdracht van know how. Het belang van de franchisegever zou immers bestaan uit het voorkomen van de situatie dat de voormalige franchisenemer met alle verkregen kunde commercieel succes behaalt buiten de franchiseovereenkomst om.
Overdracht van know how is in artikel 7:911 BW gedefinieerd als “een geheel van niet door een intellectueel eigendomsrecht beschermde praktische informatie, voortvloeiend uit de ervaring van de franchisegever en uit de door hem uitgevoerde onderzoeken, welke informatie geheim, wezenlijk en geïdentificeerd is”.
Hoewel de franchisegever in deze zaak een ‘handboek’ en een ‘starterpakket’ zou hebben verstrekt, is dat volgens de voorzieningenrechter niet voldoende onderbouwing voor de stelling dat kennis is overgedragen wat kwalificeert als ‘unieke en/of geheime informatie’.[5] Vervolgens heeft de rechter drie heldere eigenschappen geformuleerd welke maken dat daarvan geen sprake kan zijn.
De overgedragen informatie tussen de franchisegever en franchisenemer betrof namelijk informatie die (i) voor het publiek algemeen toegankelijk is dan wel (ii) kennis die eenvoudig kan worden verkregen of (iii) informatie die niet zodanig belangrijk en nuttig zou zijn voor de exploitatie van de franchiseonderneming dat het als know how kon worden bestempeld. Ten slotte overwoog de voorzieningenrechter dat, zelfs in de situatie dat er know how zou zijn overdragen, de belangen van de franchisegever mogelijkerwijs al door de geheimhoudingsverplichting voldoende in zijn belangen zou zijn beschermd.[6]
Wil je meer weten over de Wet franchise?
Lees dan de vorige blogs en houd de volgende in de gaten. Of neem contact op met een van de advocaten ondernemingsrecht.
[2] Om precies ze zijn is de Wet franchise vanaf 1 januari 2021 opgenomen in Boek zeven van het Burgerlijk Wetboek als ‘Titel 16 Franchise’ artikel 911 en volgende.
[3] Rechtbank Overijssel 24 februari 2021, ECLI:NL:RBOVE:2021:877.
[4] ECLI:NL:RBOVE:2021:877, 2.7.
[5] ECLI:NL:RBOVE:2021:877, 4.17.
[6] ECLI:NL:RBOVE:2021:877, 4.24.